Een korte inventarisatie bij de trainers van de E.ON-Talent Centra laat zien dat 13% van de zwemmers in drie maanden een schouderklacht ontwikkelt. Naast het feit dat er weinig bekend is over de omvang van schouderproblemen bij zwemmers is er ook een kennislacune op het gebied van risicofactoren van het ontstaan van deze blessures. Het doel van dit project is inzicht krijgen in de omvang en ontstaansmechanismen van schouderblessures bij talentvolle wedstrijdzwemmers. Deze doelstelling is vertaald naar twee hoofdvragen:
- Wat is de incidentie van schouderblessures bij talentvolle wedstrijdzwemmers?
- Is er een verband tussen zwemtechniek en het ontstaan van schouderblessures?
Gedurende één zwemseizoen zijn talentvolle wedstrijdzwemmers onderzocht. Hierbij zijn de volgende gegevens vastgelegd: 1) achtergrond; 2) lichamelijk onderzoek; 3) logboek met trainingsbelasting en blessures; 4) video van de techniek van de borstcrawl tijdens een 200 meter race. Markers op de zwemmers worden gebruikt om een 3D-reconstructie te maken van de bewegingsbaan van de arm van de zwemmer. Aan het eind van de registratieperiode kan onderzocht worden of zwemmers met een schouderblessure een andere techniek hebben dan de niet geblesseerde zwemmers.
De uitkomsten van dit onderzoek zijn vertaald naar een screeninginstrument dat uitgaande van de techniek van de zwemmer kan voorspellen of deze zwemmer een verhoogd risico heeft op het krijgen van schouderletsel tijdens zijn sportcarrière. In totaal raakte 28,8% van de zwemmers gedurende één jaar geblesseerd aan de schouder. Chi-kwadraat testen lieten zien dat de middenas overschrijven met de hand en het zwemmen met een dropped elbow zijn gerelateerd aan het ontstaan van een schouderblessure. Er werd geen relatie gevonden tussen schouderelevatie en schouderblessures.
Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat talentvolle zwemmers een groot risico hebben om een schouderblessure op te lopen. Dit risico wordt verhoogd door bepaalde kenmerken in de zwemtechniek.